Hier worden kranten artikelen verzameld, mbt Dalerpeel in Oorlogsjaren.
Nieuwsblad van het Noorden, 21-10-1982
Opgraven van vliegtuigresten…
Op initiatief van de heren A. Petstra en G. Boxem is in Hoogeveen een luchtoorlog documentatiegroep Zuid-Drenthe opgericht. De groep telt momenteel vijf leden; die geïnteresseerd zijn in vliegtuigen (en hun piloten) die in de Tweede Wereldoorlog in Zuid- Drenthe zijn neergestort. De wrakken zijn destijds niet of slechts gedeeltelijk weggehaald.
De groep is op het ogenblik bezig met het opgraven van de resten van twee Duitse Focke Wulf 190 jachtvliegtuigen, die op 6 maart 1944 door Amerikaanse bommenwerpers zijn neergeschoten. Het ene toestel ligt bij Steenwijksmoer en het andere in Dalerpeel. Dank zij de informatie, verkregen van ooggetuigen en door gebruik te maken van een metaaldetector, is men er in geslaagd om in Dalerpeel een aantal onderdelen op te graven.
Ook kon de plaats van de motor — gewicht duizend kilo, twee en halve meter onder de grond — worden gelokaliseerd. Een poging van het gemeentebestuur van Dalen, kort na de oorlog ondernomen, om het wrak op te graven is mislukt. Binnenkort wordt een nieuwe poging ondernomen de resten op te graven. De piloot van het toestel, Feldwebel Werner Dietrich Dotzauer, wist destijds nog wel uit het toestel te komen, maar zijn parachute opende zich te laat en hij kwam om het leven.
De groep uit Hoogeveen krijgt professionele en technische assistentie van Adrie Roding uit Oldenzaal, werkzaam op de vliegbasis Twenthe en conservator van het Twents Luchtvaartmuseum. De heer Petstra is zelf nog een van de ooggetuigen. Hij zat op 6 maart 1944 op school in Coevorden toen hij het toestel hoorde en zag neerstorten.

Dagblad van het Noorden, 4 mei 2020
Annie Salomons (1901-1982): de vrouw achter verzetsman Marinus Post…
Eigen inbreng: Marinus Post (3-8-1902 – 17-11-1944) woonde vroeger aan de Berkmeerweg 54 te Dalerpeel
Terwijl haar echtgenoot Marinus Post gewapend verzet pleegde, was Hannechien ‘Annie’ Salomons uit Nieuw-Buinen opgepakt door de Duitsers. Ze onderging tal van gruweldaden, maar hield de lippen stijf op elkaar. Tijdens en na de oorlog.
Voor zover Jan-Willem van de Kolk en Arie Brouwer weten, werd het verhaal van Salomons niet eerder gepubliceerd. Tot nu. In de nieuwste uitgave van Veerten , het tijdschrift van het Streekhistorisch Centrum in Stadskanaal, schreef het duo een artikel aan de hand van overleveringen en een zeldzame brief die Salomons aan Brouwer stuurde.
Onderduikers in huis…
Het was hoog tijd om haar verhaal te vertellen, zegt Van de Kolk. „Over haar man en zijn broers (onder wie verzetsman Johannes Post, red.) zijn boeken over geschreven, maar over Annie niet.” Zelf kan ze het niet meer vertellen: ze overleed in 1982 in Hanzestad Kampen. Salomons werd in 1901 geboren in het Drentse Nieuw-Buinen. Net als haar zussen trouwde ze met één van de broers Post: de families hadden nauwe banden met elkaar.
Het echtpaar verhuisde naar Kampen rond het begin van de oorlog, daar vingen ze na twee jaar de eerste onderduikers op. „Over de rol van Marinus en zijn broers is veel bekend. Maar hij was vaak op pad”, vertelt Van de Kolk. „Zij was diegene die voor de onderduikers zorgde.” Haar rol is tot nu toe onderbelicht. De inzet van Annie is minder spannend dan de overvallen, smokkelverhalen en vuurgevechten die haar man meemaakte. „Maar zeker zo belangrijk.”
Verraden…
Ook zij kreeg met geweld te maken. In 1943 werd het schuiladres verraden en verdedigde haar man, samen met hun 17-jarige zoon Jan en enkele anderen in een vuurgevecht de boerderij. Marinus werd geraakt, maar kon ontkomen. Jan en Annie werden gevangengenomen en hardhandig ondervraagd. „Jan heeft daar later wel over gesproken. Ze zeiden onder andere tegen hen dat Marinus was gepakt en had bekend”, vertelt Van de Kolk. „Nou, als dat zo was, dan was hun vader en echtgenoot geen knip voor de neus waard, oordeelden ze. Ze zwegen.”
Toen de Duitsers doorhadden dat er geen land met hen te bezeilen viel, gingen ze op transport. Jan en Annie gingen eerst naar Vught. Ze werden van elkaar gescheiden. Hoe zou het met haar zoon en man gaan? Dat moet ze zich menigmaal afgevraagd hebben.’
Bunkerdrama…
Het was pas het begin van de verschrikking. In Vught werd ze samen met 74 andere vrouwen in een nieuwe cel van negen vierkante meter gestopt. De ruimte was zo vol, dat er niemand meer bij kon, schrijft het Nationaal Monument Kamp Vught. Het moet verschrikkelijk zijn geweest, verzucht Van de Kolk.
Al snel werd het bloedheet in de ruimte, het zweet spoelde van hun lichaam, zuurstof was er haast niet: toch hapten de vrouwen de ranzige lucht gulzig naar binnen. Om verkoeling te krijgen, trokken sommige vrouwen hun blauwe overals uit. Door het zweet en het nieuwe kalk op de muren ontstond een chemische reactie. Ze kregen brandplekken, schrijft het Nationaal Monument. Tien vrouwen stierven die nacht, stuiptrekkend en tegen elkaar aangedrukt. Annie zal zich tot God hebben gewend in die donkere uren. Ze overleefde de nacht, die later de geschiedenis is ingegaan als het Bunkerdrama. Het was niet de laatste keer dat ze aan de dood ontkwam.
Eindelijk weer lakens…
In 1944 vertrok ze naar vrouwenkamp Ravensbrück, waar ze zes weken verbleef voordat ze naar kamp Giessen-München werd vervoerd. In de brief aan Brouwer beschrijft ze wat daar gebeurde. Tegen het einde van de oorlog moesten de verzwakte gevangenen naar een dal lopen. ‘Het plan was om het dal vol water te laten lopen, waardoor wij allemaal zouden verdrinken.’
Twee dagen lang marcheerde Salomons mee. De groep wist dertig kilometer te lopen, daarna ‘konden we niet meer’, schreef Salomons aan Brouwer. De bewakers die meeliepen hadden het ook gehad. ‘De Duitsers zagen er zelf ook geen gat meer in’ en dus ploften ze neer. In de schuur waar ze onderdak vonden, kreeg ze dysenterie. ‘Ik dacht niet meer levend in Holland aan te komen’, schrijft ze. Twee weken later werden Salomons en haar lotgenoten gevonden door Canadezen. Die gaven haar lakens, een godsgeschenk: ze had het twee jaar zonder moeten doen.
Naar Nederland…
Ook toen was de verschrikking niet voorbij. Met niets dan de vodden om haar lijf kwam ze terug in Nederland. Ze werd aanvankelijk argwanend behandeld, tot men hoorde dat ze een politiek gevangene was geweest. In een militaire auto werd ze naar haar broer gebracht. Daar hoorde ze dat de boerderij in brand was gestoken, mogelijk door haar man om bewijzen te vernietigen.
Erger was dat ze de man van wie ze had gehouden nooit weer zou zien. Hij was per toeval gepakt tijdens een verzetsdaad en gefusilleerd. Zoon Jan overleefde de oorlog wel. „We hebben de bevrijding met gemengde gevoelens beleefd. We waren de laatste jaren zo dikwijls teleurgesteld, we waren sterk ondervoed en van alle ellende dood- en doodmoe. We wisten ook dat we geen eigen huis meer hadden.”
‘Zwijgzaamheid was een deugd’
„Ze was niet trots op wat ze gedaan had”, zegt Van de Kolk over haar acties en de gevolgen daarvan. „Hulp bieden was een vanzelfsprekendheid. Dat dééd je.” Salomons hield de rug recht en droeg de last net als vele andere vrouwen uit principiële en ook christelijke overtuiging. „Er was een ambivalent gevoel: ‘we hebben onze plicht gedaan.’ Trots was binnen hun generatie een zondig woord, zwijgzaamheid een deugd. Je droeg het gewoon.”
Nee, ze sprak er slechts zelden over. Aan Arie Brouwer vertrouwde ze uiteindelijk een brief toe voor zijn familiekroniek over de bijzondere familie Salomons en hun band met de familie Post. De brief is vooral een feitenrelaas, met weinig verkenning van haar emotie en gevoelens. ‘Wij hebben een heel andere bevrijding meegemaakt dan mensen die op een normale manier bevrijd zijn’, besluit ze.
Annie Salomons hield haar verhaal zo goed als verborgen. Toch is het nodig dat haar geschiedenis doorgegeven wordt, vindt Van de Kolk.


